Bekijk hier recensies, blogs, interviews, podcasts en presentaties over mijn boek

Als je op het plusje klikt, kun je het bericht lezen.

Recensie op Bolcom: 'Hilarisch en deskundig gidst onverschrokken Anne Sey ons door Japan'

Vanuit je stoel op vakantie? Dat is geen straf. We gaan met Anne Sey mee, op de fiets door Japan.
Genoeg water in de beide bidons en fietsen maar. Al verdwijn je in de zoveelste onweerswolk, al fiets je in de miezer, al slalom je langs de grote plassen of fiets je er midden doorheen en spat het water tot je blote knieën; regen is maar iets tijdelijks en Anne is in Japan. Ze spreekt Japans, heeft in Berlijn en in Japan zelf Japankunde gestudeerd, was als jong meisje al verliefd op dit land. Waarom? Liefde valt niet te verklaren.
En passant leren we alles over keramiek, porselein, kloosters en kerken en geschiedenis, over de gewone mensen waar ze onderdak krijgt of waar ze haar tentje mag opslaan, over kwieke oude vrouwtjes achter hun rollator, over de bossen en rijstvelden en overal de zee, over miso-soep en hongerklop en over de bananen en chocola die je dan redden, over vreemde mannetjes waar ze niks van moet hebben en over drie geelgejaste mannen die haar uitbundig uitzwaaien op de kade terwijl ze hen pas een uur kent en over de zakvol zoete koekjes die ze van zuster Agnes meekreeg, over het steengoede beeldende onderwijs dat de kinderen van jongs af aan al krijgen waarvan Anne de resultaten op een tentoonstelling ziet, over de zeven overtredingen die je als fietser kunt begaan plus bijbehorende tekeningen en bijbehorende boetes – wat een geluk dat deze Nederlandse met Oost-Duitse wortels Japanologe is – fietsen op verboden plekken: drie maanden gevangenis of vijfhonderd euro boete, fietsen zonder licht vijfhonderd euro boete, met twee mensen op een fiets of naast elkaar fietsen: tweehonderd euro. Laatste euvel: fietsen met een paraplu: vijfhonderd euro. Zo saai als ik het hier beschrijf, lees Anne zelf deze overtredingen en zit onophoudelijk te grinniken.
Toch een klein citaat. Lees wat ze schrijft over een kommetje dat ze in de handen houdt:
Wabi sabi – dat is de belichaming van drie levenslessen: niets duurt eeuwig, niets is voleindigd, niets is perfect.’ Ik houd het kommetje tegen het licht. Inderdaad, een eenvoudige vormgeving. Met natuurlijk ogende imperfecties die toch opzettelijk zijn toegebracht: in kleur en textuur. Imperfecties als schoonheid, tot kwaliteit verheven. In mijn hand omsloten een klein stukje Japan.
Zo fiets je met Anne mee op een hilarische, leerzame, ontroerende, onverschrokken tocht van vier weken door Japan.Ineke1952, Nijmegen, 1 februari 2021

 

Recensie op Bolcom: 'Een súper leuk boek met diepgang en heerlijk leesbaar!

  • fijn boek; heerlijke schrijfstijl
  • humor; ontspannen
  • diepgang door te verbinden met geschiedenis

Anne schrijft héérlijk over die prachtige, intrigerende en zich in onze ogen soms zo geheimzinnig gedragende mensen in dat mooie Japan met haar eigen cultuur en gewoontes! Het mooi vorm gegeven boek leest écht als een trein met veel humor. Op een lichte manier brengt de schrijfster tegelijkertijd mooie en waardevolle diepgang aan door knappe verwijzingen en citaten uit verschillende tijdperken van de Japanse en soms Nederlandse geschiedenis. En zij mengt de rijkdom van het verleden op een heel speelse manier met haar eigen “down to earth” fietsbelevingen. Dat doet zij in haar zo menselijke maat als Nederlander, Europeaan, Japannofiel, wereldburger.

Blog en recensie op ERVAARJAPAN: 'Meeslepend'

 link: 2 februari 2021

 Stel je wordt verliefd. Niet op iemand, maar op een land. En stel dat jouw situatie het onmogelijk maakt om dat land te bezoeken. Dan wordt die onmogelijke liefde alleen maar sterker. Zo begon het voor Anne Sey, die als jong meisje in de DDR verliefd werd op Japan. Tegen beter weten begon ze aan een studie Japankunde. Toen in 1989, ze was toen bijna klaar met haar studie, de muur viel ging er ineens een wereld voor haar open. Ineens kon ze naar Japan. Haar geliefde Japan. Waarschijnlijk voelde het toen ook al als “terug naar Japan”.

Het is vooral het Japan uit de geschiedenisboeken dat Anne aantrekt. Philipp Franz von Siebold (1796 – 1866) is haar grote held. Als geneesheer kwam Siebold terecht in de Nederlandse handelspost Dejima in Nagasaki waar hij de Japanners les gaf in westerse geneeskunde. Hij was een van de eerste westerlingen die toegang kreeg tot Japan. Het Japan dat hij gezien moet hebben is dat van de samoerai en de eeuwenoude tradities. Zonder de vloedgolf aan westerse invloeden van nu. Zou het niet fantastisch zijn om terug te kunnen naar dat Japan? Terug naar Japan zoals Siebold het ervaren moet hebben?

Het Japan van Siebold was een Japan ongerept door moderne invloeden. De beste kans om zo dicht mogelijk bij dat Japan te komen is op plekken waar het lijkt of de tijd een tijdje stilgestaan heeft. Plekken buiten de grote steden. Zo kwam Anne op het idee om, op z’n Hollands, met de tent achterop de fiets een stukje van Japan te gaan verkennen. “Terug naar Japan” is het verhaal van haar bijzondere ontdekkingsreis door een bijzonder stukje van een bijzonder land.

Ik waardeer de schrijfstijl van Anne wel. Haast naadloos verwerkt ze relevante quotes in haar eigen verhaal, waardoor er direct een link ontstaat met het verleden dat ze probeert te ontdekken. Laat ik haar verhaal eer aan doen en proberen om deze recensie wat completer te maken met een nuttige quote of twee.

Bij een goed boek leer je gaandeweg de spelers kennen en ergens, zo rond bladzijde 100, begin je met ze mee te leven. Katinka900 is het met mij eens: “Het verhaal moet de lezer meenemen. Zintuiglijke waarnemingen van de hoofdrolspelers moeten zodanig zijn beschreven dat de lezer het zich kan inbeelden en emoties kan meevoelen, zonder dat ze de boventoon gaan voeren en daardoor de vaart uit het verhaal halen.” Zo heb ik ook het verhaal van Anne ervaren.

“Terug naar Japan” is (veel) meer dan alleen een reisverslag. Op een leuke manier verbindt Anne haar eigen ervaring in het heden met die van de buitenlanders die Japan over de afgelopen eeuwen bezocht en beschreven hebben.

“De gelige inktvissen hangen wapperend in de zeelucht te drogen. Aan eindeloze snoeren langs het vissershaventje, vastgemaakt met blauwe plastic knijpers. Bij elke windstoot zwaaien ze met hun armpjes en laten die na een paar omwentelingen om hun as even zakken. Ze zijn met ontelbaar velen. Een keurige, gelige rij inktvissen. Zo’n onderarm lang. Daarlangs rijd ik Yobuko binnen. Tot mijn opluchting langs een kleinere soort, dan waarover de Engelse uitgever Thomas Rundall in 1850 waarschuwt: ‘(…) one said to be of such dimensions, that it can scarcely be lifted by two men.’ Eventjes voelt het alsof ik de inktvissen daadwerkelijk een parade afneem. De discipline van de manschappen is uitstekend. Hun lichaamshouding oogt fris en gezond. Hun uniformen zijn keurig op orde. Toch zouden deze jongens dringend iets aan hun lichaamsgeur moeten doen. Een verbeterpunt. ” BLZ. 52

De twee hoofdrollen in dit boek zijn weggelegd voor Anne en Japan, plus een aantal bijrollen en figuranten. Zoals een goed boek betaamt leren we beide hoofdrolspelers onderweg steeds beter kennen. Voor de Japan-kenner voelt de tweede hoofdrolspeler, Japan, al heel snel vertrouwd. Maar je hoeft absoluut geen Japan-kenner te zijn om mee te leven met beide spelers en ze gaandeweg steeds meer te gaan waarderen. Wat ik wil zeggen: “Terug naar Japan” is in mijn beleving een goed boek.

Anne’s liefde voor Japan is herkenbaar. Het heeft wat weg van de manier waarop John Miles zijn liefde voor muziek omschrijft: “Music was my first love, and it will be my last. The music of the future, the music of the past.” Bij mij is die liefde pas later per ongeluk gekomen. Ik leerde mijn Japanse vrouw kennen tijdens een jaar backpacken in Australië. Van het een kwam het ander. Een soort tweede liefde dus, maar even herkenbaar.

Maar ook zonder die bagage en achtergrond, zonder enige voorkennis en als je Japan helemaal niet kent is “Terug naar Japan” heel toegankelijk en waarschijnlijk net zo meeslepend. 

Interview door KaternJapan: Over waardevolle herinneringen en favoriete plekken in Japan

link: 10 februari 2021

Gisteren verscheen Terug naar Japan van Anne Sey, Japanoloog, bedrijfskundige, strategisch adviseur én keramist. Anne reisde vaak door Japan, maar deed dat een paar jaar geleden voor het eerst per fiets. In haar boek doet ze verslag van dit avontuur. We spraken met haar over wat haar zo aantrekt aan Japan, wat haar (en ons!) betreft het meest interessante land ter wereld.

 

Je persoonlijke geschiedenis is anders dan die van veel Nederlandse Japanologen: je bent geboren en opgegroeid in de DDR. Kun je je nog herinneren hoe je voor het eerst in aanraking kwam met Japan?

‘Zolang ik me kan herinneren heb ik al ‘Fernweh’, zoals we dat in Duitsland noemen. De term stamt uit de Romantiek, en drukt een verlangen uit naar een plek, ver weg of wat dichterbij, maar in elk geval: daar waar het anders is. Ik kan niet verklaren waar het vandaan komt, maar toen ik op mijn veertiende Reisen in Nippon kreeg, een boek met reisverslagen van drie Duitsers die door het oude Japan reisden, Von Langsdorff, Kaempfer en Von Siebold, was mijn interesse direct gewekt. Ik las het boek letterlijk stuk en stelde me voor hoe bijzonder het voor hen moet zijn geweest om in die tijd toegang te hebben tot zo’n afgesloten land. Het was zó anders dan wat ik kende.’

Vervolgens heb je besloten om Japans te gaan studeren. Dat lag vast niet voor de hand in Oost-Duitsland.

‘Totaal niet. Japan was een land aan de andere kant van de wereld, het was politiek onbelangrijk. Op school verklaarden ze me voor gek toen ik aangaf Azië-kunde/Japankunde te willen studeren. De DDR was klein, economisch fragiel, en van burgers werd verwacht dat ze iets nuttigs studeerden zodat de staat er later iets aan had. Alleen aan de Humboldt-Universität in Berlijn was een faculteit Azië-studies. Bovendien kreeg je daar een taal toegewezen, dus het had net zo goed Sanskriet, Farsi, of Vietnamees kunnen zijn. Ze lieten maar zeer beperkt mensen toe, het toelatingsexamen was zeer streng. Ik haalde het dan ook niet in één keer. Maar de keuze die ik toen kreeg, wiskunde of arbeidspsychologie, vond ik zo oninteressant, dat ik heb besloten dan maar twee jaar te gaan werken en het nog één keer te proberen. Toen ben ik na twee jaar intensieve voorbereiding toch aangenomen, en – dat was een geluk bij een ongeluk – ook nog voor Japankunde.’

‘Fernweh’ drukt een verlangen uit naar een plek, ver weg of wat dichterbij, maar in elk geval: daar waar het anders is.

Hoe was het om dan toch Japans te kunnen gaan studeren in het naar binnen gekeerde Oost-Duitsland?

‘Anderhalf jaar geleden was ik in Berlijn, en ben ik op de universiteit langsgegaan. In één van de binnentuinen stond nog steeds het kleine bungalowtje uit de jaren zestig, waar we destijds les hadden. Het was totaal onveranderd, tot de geur aan toe. Dat was heel nostalgisch, het voerde me terug naar mijn studiejaren. Al waren die nog best pittig: we hadden vijf, soms zes, dagen per week les. In economie, politiek, geschiedenis, kunst en cultuur, linguïstiek, stenografie, noem maar op. En al die vakken werden gegeven door voornamelijk docenten die Japankunde erbij deden, zich uit interesse in die onderwerpen hadden verdiept. Het studiemateriaal was enorm beperkt. Vanzelfsprekend was er geen internet, maar er was ook geen uitgebreide bibliotheek met boeken over het land waarop we konden terugvallen.’

Hoe leerden jullie dan de taal?

‘Grotendeels van Duitse docenten, maar gelukkig was er ieder jaar ook een Japanse gastdocent, die ze op een of andere manier konden laten overkomen. Hoe, dat wisten we niet – er waren zo goed als geen buitenlanders uit zogenaamde kapitalistische landen  in de communistische DDR – maar dat hielp enorm. We hoorden de klanken zoals ze hoorden te klinken. Eén van mijn Japanse docenten was er sowieso op gebrand ons zoveel mogelijk over de rest van de wereld te leren. Hij mocht reizen tussen West- en Oost-Berlijn, en bracht naast bijvoorbeeld woordenboeken voor ons, allerhande etenswaren mee terug. Ik herinner me nog levendig mijn eerste kiwi.’

Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat moet zijn geweest, omgeven als ik was door al het denkbare studiemateriaal en een keur aan gespecialiseerde docenten van over de hele wereld.

‘Het was niet altijd even leuk, en ik had weinig te besteden, maar toch kijk ik er met genoegen op terug. Ik wilde het zó graag bestuderen, ook al wist ik dat de kans enorm klein was dat ik ooit naar Japan zou mogen. Het IJzeren Gordijn verdeelde Europa nog altijd. Er ging heel af en toe iemand, maar daar mocht ik niet op rekenen. In mijn boek verwijs ik naar Johannes Hoffmann. Zijn verhaal inspireerde me: hij vertaalde Japanse bronnen voor Von Siebold, de Duitse arts in Nederlandse dienst. Hoffmann zou nooit naar Japan reizen, maar leerde zichzelf met zeer beperkte middelen de taal, werd de eerste hoogleraar Japans (en Chinees) aan de Universiteit Leiden en schreef bovendien een standaardwerk over de grammatica.’

En toen viel toch de Muur, in november 1989.

‘Nog geen jaar later reisden een aantal medestudenten en ik naar Japan. Op kosten van de Tokai-universiteit mochten we een jaar in de buurt van Tokio wonen. We kregen zelfs een maandelijks bedrag om in ons levensonderhoud te voorzien! In oktober 1990, één maand na aankomst, vond de Duitse hereniging plaats en bestond mijn land niet meer. Toen ik in 1991 via Schiphol terugvloog, werd ik dan ook even apart genomen – zo’n paspoort hadden ze nog nooit gezien! Dat was erg komisch, maar ook wel vreemd. Ik besefte toen voor het eerst hoe zeer mijn wereld was veranderd.’

Weet je nog wat je dacht toen je voor het eerst in Japan aankwam?

‘Een medewerker van Tokai haalde ons op in – zoals altijd in Japan – een klein wit busje. Ik weet nog dat die man iets opmerkte in het Japans, en ik hem direct verstond. Dat was een openbaring. De Japanse taal bestaat dus écht! Ik had ook helemaal geen heimwee naar Duitsland, ik vond typisch Japanse fenomenen niet raar of mysterieus. Integendeel, ik vond het nog prachtiger dan ik me ooit had durven voorstellen. Het was een enorm fysieke ervaring – het rondlopen, dingen zien en aanraken die ik alleen maar van plaatjes kende. Ik wist hoe ik moest slapen op een tatami-mat, ik zag de keramiek, de blokdrukprenten, het bleek allemaal echt te bestaan.’

Vond je het tegelijkertijd ook niet lastig om ineens heel ergens anders te zijn?

‘De sociale omgangsvormen bleken in het echt alsnog wel ingewikkeld. Op zich was ik goed voorbereid, want de Oost-Duitse cultuur is een stuk minder nonchalant dan de Nederlandse, veel hiërarchischer. Die rangschikking vond ik in Japan ook terug. Eén van onze docenten aan Tokai was een beetje een gemene man, die ons onder druk zette, ik denk om zichzelf beter te voelen. Als je even niet oplette, pikte hij je eruit en maakte hij je verbaal echt een kopje kleiner. Dat vond ik wel schrikken, zeker in het begin.’

Wat is je meest waardevolle herinnering aan die periode?

‘Dat zijn er twee. Ten eerste besefte ik op een zeker moment dat, ook al gedragen Japanners zich in veel opzichten wellicht anders dan Duitsers of Nederlanders, mensen uiteindelijk in de kern overal ter wereld hetzelfde zijn. Nieuwsgierig, belangstellend, vrijgevig, en soms gemeen. Het gaf me het diepe vertrouwen dat ik overal wel kan aarden. Dat was ook nodig, want contact met thuis was er nauwelijks. Veel Oost-Duitse huizen hadden nog geen telefoonaansluiting, en niet elke Japanse telefoon belde naar het buitenland. We konden brieven sturen, maar die waren een maand onderweg. Ik kon in één jaar tijd drie keer met thuis bellen.’

En je andere waardevolle herinnering?

‘Dat ik besefte dat Japan voor altijd een constante in mijn leven zou blijven. Japan werd mijn venster op de wereld, naar schoonheid, blijheid, kunst en cultuur. Ik benader dat allemaal via Japan. Dat betekent niet dat het elders niet bestaat, maar ik vond en vind het vooral daar. Een karaktertrek die Japanologen kenmerkt, en niet-Japanfanaten hun ogen doet verdraaien: “Ja, ja, ik weet het. In Japan is het allemaal bijzonder.”’

..Dat ik besefte dat Japan voor altijd een constante in mijn leven zou blijven. Japan werd mijn venster op de wereld, naar schoonheid, blijheid, kunst en cultuur. Ik benader dat allemaal via Japan. Dat betekent niet dat het elders niet bestaat, maar ik vond en vind het vooral daar..

Toen we elkaar kort spraken voorafgaand in dit interview, hadden we het over de twee snelheden waarop Japan draait. Er is het oude, tragere Japan, en het moderne, razendsnelle, nauwelijks bij te houden Japan. Waarom is dat zo, in jouw optiek, en botsen ze niet soms op elkaar?

‘Waarom, dat vind ik heel moeilijk te beantwoorden. Japanners hebben, merk ik, de behoefte om de oude tradities in ere te houden, de schoonheid ervan te ervaren, en bekwamen zich er daarom in. Maar, misschien kunnen we het omdraaien: waarom ook niet? Het biedt namelijk de kans te blijven genieten van schoonheid, van wat voor beschaving de mens toe in staat is.. Er is in Japan zoveel dat het voortbestaan van oude tradities bedreigt, van de verschrikkingen van de oorlog tot aardbevingen en andere natuurrampen aan toe, en dat ze toch bijvoorbeeld die oeroude tempels en schrijnen overeind houden, en zoveel waanzinnig goede musea over hun traditie en cultuur hebben, vind ik erg inspirerend. En inderdaad, soms botst dat oude Japan met het nieuwe. Dat is voor buitenstaanders best een vreemde gewaarwording. Neem, bijvoorbeeld, de kleine Shinto-schrijn op het dak van het moderne centraal station van Fukuoka. Kleine, hartvormige steentjes wijzen mensen de weg daarnaartoe. Ik vind dat zo mooi, want het vloekt met elkaar, maar gaat tegelijkertijd ook goed hand in hand. Je ziet dat ook terug in de manier waarop Japan de vier seizoenen waardeert. Het keert overal terug, in voeding, kleding, poëzie noem maar op. Ze vinden de schoonheid in de kleine dingen. Nergens, tenminste zo ervaar ik dat, is dat zo uitgesproken als in Japan.’

 

Het keert overal terug, in voeding, kleding, noem maar op: Ze vinden de schoonheid in de kleine dingen. Nergens is dat zo uitgesproken als in Japan.

Heeft het, wat jou betreft, ook nadelen?

‘Ja, want je ziet toch ook dat, zelfs in een land dat zo zuinig is op tradities, deze soms worden ingehaald door de moderniteit. Ik gun de mensen tijd om te beseffen wat al die zogenaamde vooruitgang met hen doet. Urbanisering en industrialisering kennen voordelen, maar ontegenzeggelijk ook negatieve kanten. Tegelijkertijd merk je ook dat Japan niet altijd bij machte is om te moderniseren. Ondanks de urgentie na de ramp in Fukushima in 2011, was er een enorm onvermogen om die situatie adequaat op te lossen. In plaats daarvan hield de overheid heel star vast aan rigide manieren van besluitvorming en informatieverstrekking. Dat is om soms horendol van te worden, zeker in dat geval. Tegelijkertijd geeft dit me de, misschien naïeve, hoop dat het ze lukt om voor wat betreft het (te snelle) loslaten van tradities ook een pas op de plaats te maken.’

Is het, zoals je in het boek betracht, dan niet moeilijk om het oude Japan, toen daar de eerste westerlingen aan wal stapten, terug te vinden? En als, waar dan?

‘Dat kan bijvoorbeeld in Kyoto. Vanwege de enorme hoeveelheid aan tempels en schrijnen. Dat is echt mijn lievelingsstad, overigens ook vanwege de musea, de ouderwetse woonwijken, de prachtige bergen aan de noordzijde. Al merk ik ook daar dat ik hunker naar vroeger tijden. Ik zie de enorme hoeveelheden toeristen die door die stad worden gepompt. Dat is natuurlijk ook heel dubbel, want uiteraard hebben zij net zoveel recht op Kyoto als ik. Maar soms maak ik me zorgen over hoe lang de stad dat nog aankan.’

En heb je ook een favoriete plek in Japan?

‘Ja, dat is het pottenbakkersplaatsje Mashiko. Ik heb daar stagegelopen, in een oude pottenbakkerij. Die werkplaats, die plek waar ik die drie weken heb mogen zitten, zie ik nog zo voor me. Een heel oud gebouwtje, krakkemikkig, ik zat op een soort meterhoog, houten platvorm met daarin een grote uitsparing voor de draaischijf.  Links stond een grote bak water, rechts een stapeltje planken waarop ik de gedraaide potjes liet drogen. Boven mij hing een lichtpeertje, voor me waren grijs getinte ruiten die nauwelijks daglicht doorlaten, achter mij stond de houten kachel, speciaal voor mij extra warm gestookt, omdat ik zo kouwelijk ben. Ik herinner me de theekommetjes, bedoeld voor de dagelijkse pauzes, telkens om klokslag 10u en 15u. Omdat ze wisten dat ik Hamada Shoji, beroemd Japans pottenbakker, enorm bewonder, hadden ze voor mij een kom die in zijn werkplaats was gemaakt.’

Je bent natuurlijk zelf ook keramist geworden – waar komt die interesse vandaan, en kun je er ook je liefde voor Japan in kwijt?

‘Een kennis van mijn ouders nam me op mijn veertiende mee naar een opgraving. In het noordoosten van Duitsland zijn veel sporen uit de Bronzen- en oud-Slavische tijd. Ik heb daar drie zomers duizenden scherven opgegraven, ik vond het schitterend. Toen ik terugkwam uit Japan, moest ik nog afstuderen, alleen het probleem was dat na terugkomst mijn studie door de vereniging van Duitsland niet meer bestond. Dat was een pittige verrassing. Ik klopte aan bij de Vrije Universiteit in voormalig West-Berlijn, waar ze twee jaar van mijn studie erkenden. Dat betekende dat ik nog twee jaar moest studeren, met twee bijvakken. Ik koos archeologie en antropologie. Na mijn studie heb ik deelgenomen aan meerdere archeologische onderwateropgravingen in Marseille, op Corsica, in Israël en in Japan. Keramiek is me altijd blijven fascineren. Ik had tijdens mijn eerste Japan-reizen niet veel geld, maar wat ik had, besteedde ik daaraan. De kommen en kopjes die ik toen kocht, heb ik nog steeds in de kast staan.

In Nederland zochten ze aan de universiteit in Nijmegen iemand met mijn profiel. Ik ben daar gepromoveerd, heb aan verschillende universiteiten gedoceerd en onderzoek gedaan en daarna de overstap naar de nationale politie gemaakt. Maar keramiek en Japan bleven trekken, vandaar dat ik me inmiddels volledig richt op keramiek, waarvan de vormgeving en glazuren door Japan zijn geïnspireerd.’

Heb je niet stiekem overwogen om in Japan te gaan wonen?

‘Vaak! Ik heb het direct na mijn studie voor het eerst overwogen. Maar ik had geen rooie cent, en wilde promoveren. Dat was daar nog lastiger geweest. Ik heb daarna wel vaak gedacht om te verhuizen, maar mijn man had zijn werk en familie hier, en ik in Duitsland. Het kwam er niet van. Er was geen pushfactor om hier weg te gaan, en daar geen pullfactor in de vorm van een kans die het waard was alles hier achter te laten. Ik heb wel gekeken naar vacatures, maar die waren het niet waard om voor naar Japan te vertrekken. Op een gegeven moment was het goed zo. Ik ben hier blij, geniet van mijn liefde voor Japan. Als ik knorrig word omdat ik te weinig Japan heb gehad, reis ik er – onder normale omstandigheden natuurlijk – heen. Dan heb ik weer een paar weken dat ik me volledig kan uitleven, en dan is het ook fijn om hier weer terug te keren. Juist de afwisseling is erg prettig.’

 

Ik snap het volledig

‘Want op deze manier kunnen we van de leuke kanten van Japan genieten. We hoeven niet in veel te kleine huisjes te wonen voor heel veel geld, hoeven ons niet kapot te werken. Daar je boterham verdienen, lijkt me vreselijk moeilijk. En bovendien worden we niet voortdurend gevraagd of we wel met stokjes kunnen eten, krijgen niet voortdurend te horen dat we goed Japans spreken (maar niet heus). Beide situaties zijn ongetwijfeld zeer herkenbaar voor wie langere tijd in Japan doorbracht. Er écht bij horen, is lastig.’

En waarom heb je, ten slotte, besloten om dit allemaal vast te leggen in een boek?

‘Het is eigenlijk een uit de hand gelopen hobbyproject. Ik heb tijdens mijn fietsreis elke avond opgeschreven wat ik heb meegemaakt, wie ik heb gesproken. Een aantal jaar later vond ik het zonde om dat zo weggemoffeld te hebben in de kast. Ik besloot om er een verhaal van te maken, eerst voor mezelf, pas later bedacht ik dat het ook interessant voor anderen zou kunnen zijn. Dat gaf me het excuus om in bepaalde onderwerpen te duiken, zoals de Japanse invasie van Korea. Zo heb ik stukje voor stukje bepaalde onderwerpen uitgewerkt en uitgediept. Het werd meer en meer, ik besefte totaal niet dat het uit de hand liep. Uitgevers die ik sprak vroegen, volledig terecht, of het niet ietsje dunner mocht. Daarom heb ik herschreven en geschrapt, en vond ik de rode draad: de sporen van de oude reizigers in Japan. Ik ben heel benieuwd wat lezers ervan vinden!’

Wil je een exemplaar van Terug naar Japan winnen?
Anne droomt graag van pottenbakkersdorp Mashiko. Wat is jouw favoriete plek in Japan? Of als je nog niet geweest bent – waar zou je als eerste heen gaan? En waarom? Het meest bijzondere antwoord mogen we belonen met een exemplaar!

 

 

Interview Weekblad Regio Oss: 'Japan het meest interessante land van de wereld'

 DEURSEN-DENNENBURG | Op de vraag waar ze na de coronacrisis op vakantie wil, hoeft Anne Sey geen seconde na te denken. De inwoonster van Deursen-Dennenburg is afgestudeerd japanoloog en inmiddels al ruim twintig keer in Japan geweest. Ze heeft onlangs het boek ‘Terug naar Japan. Verslag van een ontdekkingsreis’ uitgebracht. Het resultaat van een bijna duizend kilometer lange fietstocht door het ‘land van de rijzende zon’.

Haar liefde voor Japan ontstond toen Anne een jong meisje was. Ze droomde altijd al om naar een plek te gaan zo ver mogelijk van Duitsland, het land waar ze opgroeide. Op haar 14e kreeg ze een boek met daarin een compilatie van enkele reisverhalen in Japan. Het speelde zich af in de 18e/19e eeuw en beschrijft de avonturen van drie geneeskundige dan wel natuurvorsers, die als een van de  eerste westerlingen in Japan aan land kwamen. In het boek staat hoe moeilijk het was om toegang te krijgen in een vrij gesloten land met een compleet andere taal. Het leek bijna onmogelijk om daar meer te weten te komen over het dagelijkse leven van de Japanners en hun cultuur en geschiedenis, maar door er heel veel moeite in te stoppen, is het ze wel gelukt. “Ik was op slag verliefd op Japan. Na het lezen van het boek ben ik me verder gaan verdiepen in het land, zowel in de cultuur en de economie. De daaropvolgende jaren ben ik regelmatig naar Japan afgereisd. Voor mijn afstudeeronderzoek bijvoorbeeld, maar ook voor mijn promotieonderzoek en vele keren als vakantie.”

Japanse ambachten
Ondanks dat ze al zeker twintig keer in Japan is geweest, verveelt het haar nooit. “Het is een feest van herkenning in het meest interessante land van de wereld. Van mooie tempels, klassieke tuinen, musea tot oude woonwijken, er is zoveel moois te zien. En niet te vergeten de Japanse ambachten, fantastisch wat ze met hun handen kunnen maken”, zegt Sey, die in het dagelijks leven keramist is en werk maakt geïnspireerd door Japanse vormgeving. “Maar ik ontdek ook telkens nieuwe dingen. Japan is zich gigantisch aan het ontwikkelen. Je ziet ook heel veel subculturen. Het is een land van gekke tegenstellingen. Op het dak van het enorme station met verdiepingen aan winkels zie je bovenop een religieus gebouw. Het oude en nieuwe worden op een leuke manier met elkaar verbonden.” Tussen de Japanse en Nederlandse cultuur zijn uiteraard ook verschillen. “In feite zijn we allemaal hetzelfde soort mensen. Maar als ik kijk naar de sociale omgang, dan zijn de Japanners heel erg zorgvuldig. En een ander voorbeeld: in hoofdstad Tokio zijn er ongelofelijk drukke stations. Maar iedereen wacht daar netjes op z’n beurt.”

Reisverhaal
Het boek wat haar de liefde voor Japan opleverde, stond centraal tijdens haar fietstocht die begon bij een zuidelijk gelegen eiland. Sey ging op zoek naar de eerste ontdekkingen door westerlingen. Ze sloeg haar tent op in een tempel, logeerde in een kerk, sliep achter een grafheuvel, kwam terecht in een nuffig huwelijkspaleis, werd uitgezwaaid door ontelbare inktvissen, sloeg op de grote bronzen bel van een kasteel en ervaarde de oneindige pijn van de boeddhistische hel en de levensverlengende krachten van bronwater. “Het was een avontuurlijke reis door het Japan van nu, dat eigenlijk niet zoveel anders is dan het oude.” Het reisverhaal is te koop bij alle boekwinkels.

Blog en recensie op ERVAARJAPAN: 'Meeslepend'

 link: 2 februari 2021

 Stel je wordt verliefd. Niet op iemand, maar op een land. En stel dat jouw situatie het onmogelijk maakt om dat land te bezoeken. Dan wordt die onmogelijke liefde alleen maar sterker. Zo begon het voor Anne Sey, die als jong meisje in de DDR verliefd werd op Japan. Tegen beter weten begon ze aan een studie Japankunde. Toen in 1989, ze was toen bijna klaar met haar studie, de muur viel ging er ineens een wereld voor haar open. Ineens kon ze naar Japan. Haar geliefde Japan. Waarschijnlijk voelde het toen ook al als “terug naar Japan”.

Het is vooral het Japan uit de geschiedenisboeken dat Anne aantrekt. Philipp Franz von Siebold (1796 – 1866) is haar grote held. Als geneesheer kwam Siebold terecht in de Nederlandse handelspost Dejima in Nagasaki waar hij de Japanners les gaf in westerse geneeskunde. Hij was een van de eerste westerlingen die toegang kreeg tot Japan. Het Japan dat hij gezien moet hebben is dat van de samoerai en de eeuwenoude tradities. Zonder de vloedgolf aan westerse invloeden van nu. Zou het niet fantastisch zijn om terug te kunnen naar dat Japan? Terug naar Japan zoals Siebold het ervaren moet hebben?

Het Japan van Siebold was een Japan ongerept door moderne invloeden. De beste kans om zo dicht mogelijk bij dat Japan te komen is op plekken waar het lijkt of de tijd een tijdje stilgestaan heeft. Plekken buiten de grote steden. Zo kwam Anne op het idee om, op z’n Hollands, met de tent achterop de fiets een stukje van Japan te gaan verkennen. “Terug naar Japan” is het verhaal van haar bijzondere ontdekkingsreis door een bijzonder stukje van een bijzonder land.

Ik waardeer de schrijfstijl van Anne wel. Haast naadloos verwerkt ze relevante quotes in haar eigen verhaal, waardoor er direct een link ontstaat met het verleden dat ze probeert te ontdekken. Laat ik haar verhaal eer aan doen en proberen om deze recensie wat completer te maken met een nuttige quote of twee.

Bij een goed boek leer je gaandeweg de spelers kennen en ergens, zo rond bladzijde 100, begin je met ze mee te leven. Katinka900 is het met mij eens: “Het verhaal moet de lezer meenemen. Zintuiglijke waarnemingen van de hoofdrolspelers moeten zodanig zijn beschreven dat de lezer het zich kan inbeelden en emoties kan meevoelen, zonder dat ze de boventoon gaan voeren en daardoor de vaart uit het verhaal halen.” Zo heb ik ook het verhaal van Anne ervaren.

“Terug naar Japan” is (veel) meer dan alleen een reisverslag. Op een leuke manier verbindt Anne haar eigen ervaring in het heden met die van de buitenlanders die Japan over de afgelopen eeuwen bezocht en beschreven hebben.

“De gelige inktvissen hangen wapperend in de zeelucht te drogen. Aan eindeloze snoeren langs het vissershaventje, vastgemaakt met blauwe plastic knijpers. Bij elke windstoot zwaaien ze met hun armpjes en laten die na een paar omwentelingen om hun as even zakken. Ze zijn met ontelbaar velen. Een keurige, gelige rij inktvissen. Zo’n onderarm lang. Daarlangs rijd ik Yobuko binnen. Tot mijn opluchting langs een kleinere soort, dan waarover de Engelse uitgever Thomas Rundall in 1850 waarschuwt: ‘(…) one said to be of such dimensions, that it can scarcely be lifted by two men.’ Eventjes voelt het alsof ik de inktvissen daadwerkelijk een parade afneem. De discipline van de manschappen is uitstekend. Hun lichaamshouding oogt fris en gezond. Hun uniformen zijn keurig op orde. Toch zouden deze jongens dringend iets aan hun lichaamsgeur moeten doen. Een verbeterpunt. ” BLZ. 52

De twee hoofdrollen in dit boek zijn weggelegd voor Anne en Japan, plus een aantal bijrollen en figuranten. Zoals een goed boek betaamt leren we beide hoofdrolspelers onderweg steeds beter kennen. Voor de Japan-kenner voelt de tweede hoofdrolspeler, Japan, al heel snel vertrouwd. Maar je hoeft absoluut geen Japan-kenner te zijn om mee te leven met beide spelers en ze gaandeweg steeds meer te gaan waarderen. Wat ik wil zeggen: “Terug naar Japan” is in mijn beleving een goed boek.

Anne’s liefde voor Japan is herkenbaar. Het heeft wat weg van de manier waarop John Miles zijn liefde voor muziek omschrijft: “Music was my first love, and it will be my last. The music of the future, the music of the past.” Bij mij is die liefde pas later per ongeluk gekomen. Ik leerde mijn Japanse vrouw kennen tijdens een jaar backpacken in Australië. Van het een kwam het ander. Een soort tweede liefde dus, maar even herkenbaar.

Maar ook zonder die bagage en achtergrond, zonder enige voorkennis en als je Japan helemaal niet kent is “Terug naar Japan” heel toegankelijk en waarschijnlijk net zo meeslepend. 

Interview door KaternJapan: Over waardevolle herinneringen en favoriete plekken in Japan

link: 10 februari 2021

Gisteren verscheen Terug naar Japan van Anne Sey, Japanoloog, bedrijfskundige, strategisch adviseur én keramist. Anne reisde vaak door Japan, maar deed dat een paar jaar geleden voor het eerst per fiets. In haar boek doet ze verslag van dit avontuur. We spraken met haar over wat haar zo aantrekt aan Japan, wat haar (en ons!) betreft het meest interessante land ter wereld.

 

Je persoonlijke geschiedenis is anders dan die van veel Nederlandse Japanologen: je bent geboren en opgegroeid in de DDR. Kun je je nog herinneren hoe je voor het eerst in aanraking kwam met Japan?

‘Zolang ik me kan herinneren heb ik al ‘Fernweh’, zoals we dat in Duitsland noemen. De term stamt uit de Romantiek, en drukt een verlangen uit naar een plek, ver weg of wat dichterbij, maar in elk geval: daar waar het anders is. Ik kan niet verklaren waar het vandaan komt, maar toen ik op mijn veertiende Reisen in Nippon kreeg, een boek met reisverslagen van drie Duitsers die door het oude Japan reisden, Von Langsdorff, Kaempfer en Von Siebold, was mijn interesse direct gewekt. Ik las het boek letterlijk stuk en stelde me voor hoe bijzonder het voor hen moet zijn geweest om in die tijd toegang te hebben tot zo’n afgesloten land. Het was zó anders dan wat ik kende.’

Vervolgens heb je besloten om Japans te gaan studeren. Dat lag vast niet voor de hand in Oost-Duitsland.

‘Totaal niet. Japan was een land aan de andere kant van de wereld, het was politiek onbelangrijk. Op school verklaarden ze me voor gek toen ik aangaf Azië-kunde/Japankunde te willen studeren. De DDR was klein, economisch fragiel, en van burgers werd verwacht dat ze iets nuttigs studeerden zodat de staat er later iets aan had. Alleen aan de Humboldt-Universität in Berlijn was een faculteit Azië-studies. Bovendien kreeg je daar een taal toegewezen, dus het had net zo goed Sanskriet, Farsi, of Vietnamees kunnen zijn. Ze lieten maar zeer beperkt mensen toe, het toelatingsexamen was zeer streng. Ik haalde het dan ook niet in één keer. Maar de keuze die ik toen kreeg, wiskunde of arbeidspsychologie, vond ik zo oninteressant, dat ik heb besloten dan maar twee jaar te gaan werken en het nog één keer te proberen. Toen ben ik na twee jaar intensieve voorbereiding toch aangenomen, en – dat was een geluk bij een ongeluk – ook nog voor Japankunde.’

‘Fernweh’ drukt een verlangen uit naar een plek, ver weg of wat dichterbij, maar in elk geval: daar waar het anders is.

Hoe was het om dan toch Japans te kunnen gaan studeren in het naar binnen gekeerde Oost-Duitsland?

‘Anderhalf jaar geleden was ik in Berlijn, en ben ik op de universiteit langsgegaan. In één van de binnentuinen stond nog steeds het kleine bungalowtje uit de jaren zestig, waar we destijds les hadden. Het was totaal onveranderd, tot de geur aan toe. Dat was heel nostalgisch, het voerde me terug naar mijn studiejaren. Al waren die nog best pittig: we hadden vijf, soms zes, dagen per week les. In economie, politiek, geschiedenis, kunst en cultuur, linguïstiek, stenografie, noem maar op. En al die vakken werden gegeven door voornamelijk docenten die Japankunde erbij deden, zich uit interesse in die onderwerpen hadden verdiept. Het studiemateriaal was enorm beperkt. Vanzelfsprekend was er geen internet, maar er was ook geen uitgebreide bibliotheek met boeken over het land waarop we konden terugvallen.’

Hoe leerden jullie dan de taal?

‘Grotendeels van Duitse docenten, maar gelukkig was er ieder jaar ook een Japanse gastdocent, die ze op een of andere manier konden laten overkomen. Hoe, dat wisten we niet – er waren zo goed als geen buitenlanders uit zogenaamde kapitalistische landen  in de communistische DDR – maar dat hielp enorm. We hoorden de klanken zoals ze hoorden te klinken. Eén van mijn Japanse docenten was er sowieso op gebrand ons zoveel mogelijk over de rest van de wereld te leren. Hij mocht reizen tussen West- en Oost-Berlijn, en bracht naast bijvoorbeeld woordenboeken voor ons, allerhande etenswaren mee terug. Ik herinner me nog levendig mijn eerste kiwi.’

Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat moet zijn geweest, omgeven als ik was door al het denkbare studiemateriaal en een keur aan gespecialiseerde docenten van over de hele wereld.

‘Het was niet altijd even leuk, en ik had weinig te besteden, maar toch kijk ik er met genoegen op terug. Ik wilde het zó graag bestuderen, ook al wist ik dat de kans enorm klein was dat ik ooit naar Japan zou mogen. Het IJzeren Gordijn verdeelde Europa nog altijd. Er ging heel af en toe iemand, maar daar mocht ik niet op rekenen. In mijn boek verwijs ik naar Johannes Hoffmann. Zijn verhaal inspireerde me: hij vertaalde Japanse bronnen voor Von Siebold, de Duitse arts in Nederlandse dienst. Hoffmann zou nooit naar Japan reizen, maar leerde zichzelf met zeer beperkte middelen de taal, werd de eerste hoogleraar Japans (en Chinees) aan de Universiteit Leiden en schreef bovendien een standaardwerk over de grammatica.’

En toen viel toch de Muur, in november 1989.

‘Nog geen jaar later reisden een aantal medestudenten en ik naar Japan. Op kosten van de Tokai-universiteit mochten we een jaar in de buurt van Tokio wonen. We kregen zelfs een maandelijks bedrag om in ons levensonderhoud te voorzien! In oktober 1990, één maand na aankomst, vond de Duitse hereniging plaats en bestond mijn land niet meer. Toen ik in 1991 via Schiphol terugvloog, werd ik dan ook even apart genomen – zo’n paspoort hadden ze nog nooit gezien! Dat was erg komisch, maar ook wel vreemd. Ik besefte toen voor het eerst hoe zeer mijn wereld was veranderd.’

Weet je nog wat je dacht toen je voor het eerst in Japan aankwam?

‘Een medewerker van Tokai haalde ons op in – zoals altijd in Japan – een klein wit busje. Ik weet nog dat die man iets opmerkte in het Japans, en ik hem direct verstond. Dat was een openbaring. De Japanse taal bestaat dus écht! Ik had ook helemaal geen heimwee naar Duitsland, ik vond typisch Japanse fenomenen niet raar of mysterieus. Integendeel, ik vond het nog prachtiger dan ik me ooit had durven voorstellen. Het was een enorm fysieke ervaring – het rondlopen, dingen zien en aanraken die ik alleen maar van plaatjes kende. Ik wist hoe ik moest slapen op een tatami-mat, ik zag de keramiek, de blokdrukprenten, het bleek allemaal echt te bestaan.’

Vond je het tegelijkertijd ook niet lastig om ineens heel ergens anders te zijn?

‘De sociale omgangsvormen bleken in het echt alsnog wel ingewikkeld. Op zich was ik goed voorbereid, want de Oost-Duitse cultuur is een stuk minder nonchalant dan de Nederlandse, veel hiërarchischer. Die rangschikking vond ik in Japan ook terug. Eén van onze docenten aan Tokai was een beetje een gemene man, die ons onder druk zette, ik denk om zichzelf beter te voelen. Als je even niet oplette, pikte hij je eruit en maakte hij je verbaal echt een kopje kleiner. Dat vond ik wel schrikken, zeker in het begin.’

Wat is je meest waardevolle herinnering aan die periode?

‘Dat zijn er twee. Ten eerste besefte ik op een zeker moment dat, ook al gedragen Japanners zich in veel opzichten wellicht anders dan Duitsers of Nederlanders, mensen uiteindelijk in de kern overal ter wereld hetzelfde zijn. Nieuwsgierig, belangstellend, vrijgevig, en soms gemeen. Het gaf me het diepe vertrouwen dat ik overal wel kan aarden. Dat was ook nodig, want contact met thuis was er nauwelijks. Veel Oost-Duitse huizen hadden nog geen telefoonaansluiting, en niet elke Japanse telefoon belde naar het buitenland. We konden brieven sturen, maar die waren een maand onderweg. Ik kon in één jaar tijd drie keer met thuis bellen.’

En je andere waardevolle herinnering?

‘Dat ik besefte dat Japan voor altijd een constante in mijn leven zou blijven. Japan werd mijn venster op de wereld, naar schoonheid, blijheid, kunst en cultuur. Ik benader dat allemaal via Japan. Dat betekent niet dat het elders niet bestaat, maar ik vond en vind het vooral daar. Een karaktertrek die Japanologen kenmerkt, en niet-Japanfanaten hun ogen doet verdraaien: “Ja, ja, ik weet het. In Japan is het allemaal bijzonder.”’

..Dat ik besefte dat Japan voor altijd een constante in mijn leven zou blijven. Japan werd mijn venster op de wereld, naar schoonheid, blijheid, kunst en cultuur. Ik benader dat allemaal via Japan. Dat betekent niet dat het elders niet bestaat, maar ik vond en vind het vooral daar..

Toen we elkaar kort spraken voorafgaand in dit interview, hadden we het over de twee snelheden waarop Japan draait. Er is het oude, tragere Japan, en het moderne, razendsnelle, nauwelijks bij te houden Japan. Waarom is dat zo, in jouw optiek, en botsen ze niet soms op elkaar?

‘Waarom, dat vind ik heel moeilijk te beantwoorden. Japanners hebben, merk ik, de behoefte om de oude tradities in ere te houden, de schoonheid ervan te ervaren, en bekwamen zich er daarom in. Maar, misschien kunnen we het omdraaien: waarom ook niet? Het biedt namelijk de kans te blijven genieten van schoonheid, van wat voor beschaving de mens toe in staat is.. Er is in Japan zoveel dat het voortbestaan van oude tradities bedreigt, van de verschrikkingen van de oorlog tot aardbevingen en andere natuurrampen aan toe, en dat ze toch bijvoorbeeld die oeroude tempels en schrijnen overeind houden, en zoveel waanzinnig goede musea over hun traditie en cultuur hebben, vind ik erg inspirerend. En inderdaad, soms botst dat oude Japan met het nieuwe. Dat is voor buitenstaanders best een vreemde gewaarwording. Neem, bijvoorbeeld, de kleine Shinto-schrijn op het dak van het moderne centraal station van Fukuoka. Kleine, hartvormige steentjes wijzen mensen de weg daarnaartoe. Ik vind dat zo mooi, want het vloekt met elkaar, maar gaat tegelijkertijd ook goed hand in hand. Je ziet dat ook terug in de manier waarop Japan de vier seizoenen waardeert. Het keert overal terug, in voeding, kleding, poëzie noem maar op. Ze vinden de schoonheid in de kleine dingen. Nergens, tenminste zo ervaar ik dat, is dat zo uitgesproken als in Japan.’

 

Het keert overal terug, in voeding, kleding, noem maar op: Ze vinden de schoonheid in de kleine dingen. Nergens is dat zo uitgesproken als in Japan.

Heeft het, wat jou betreft, ook nadelen?

‘Ja, want je ziet toch ook dat, zelfs in een land dat zo zuinig is op tradities, deze soms worden ingehaald door de moderniteit. Ik gun de mensen tijd om te beseffen wat al die zogenaamde vooruitgang met hen doet. Urbanisering en industrialisering kennen voordelen, maar ontegenzeggelijk ook negatieve kanten. Tegelijkertijd merk je ook dat Japan niet altijd bij machte is om te moderniseren. Ondanks de urgentie na de ramp in Fukushima in 2011, was er een enorm onvermogen om die situatie adequaat op te lossen. In plaats daarvan hield de overheid heel star vast aan rigide manieren van besluitvorming en informatieverstrekking. Dat is om soms horendol van te worden, zeker in dat geval. Tegelijkertijd geeft dit me de, misschien naïeve, hoop dat het ze lukt om voor wat betreft het (te snelle) loslaten van tradities ook een pas op de plaats te maken.’

Is het, zoals je in het boek betracht, dan niet moeilijk om het oude Japan, toen daar de eerste westerlingen aan wal stapten, terug te vinden? En als, waar dan?

‘Dat kan bijvoorbeeld in Kyoto. Vanwege de enorme hoeveelheid aan tempels en schrijnen. Dat is echt mijn lievelingsstad, overigens ook vanwege de musea, de ouderwetse woonwijken, de prachtige bergen aan de noordzijde. Al merk ik ook daar dat ik hunker naar vroeger tijden. Ik zie de enorme hoeveelheden toeristen die door die stad worden gepompt. Dat is natuurlijk ook heel dubbel, want uiteraard hebben zij net zoveel recht op Kyoto als ik. Maar soms maak ik me zorgen over hoe lang de stad dat nog aankan.’

En heb je ook een favoriete plek in Japan?

‘Ja, dat is het pottenbakkersplaatsje Mashiko. Ik heb daar stagegelopen, in een oude pottenbakkerij. Die werkplaats, die plek waar ik die drie weken heb mogen zitten, zie ik nog zo voor me. Een heel oud gebouwtje, krakkemikkig, ik zat op een soort meterhoog, houten platvorm met daarin een grote uitsparing voor de draaischijf.  Links stond een grote bak water, rechts een stapeltje planken waarop ik de gedraaide potjes liet drogen. Boven mij hing een lichtpeertje, voor me waren grijs getinte ruiten die nauwelijks daglicht doorlaten, achter mij stond de houten kachel, speciaal voor mij extra warm gestookt, omdat ik zo kouwelijk ben. Ik herinner me de theekommetjes, bedoeld voor de dagelijkse pauzes, telkens om klokslag 10u en 15u. Omdat ze wisten dat ik Hamada Shoji, beroemd Japans pottenbakker, enorm bewonder, hadden ze voor mij een kom die in zijn werkplaats was gemaakt.’

Je bent natuurlijk zelf ook keramist geworden – waar komt die interesse vandaan, en kun je er ook je liefde voor Japan in kwijt?

‘Een kennis van mijn ouders nam me op mijn veertiende mee naar een opgraving. In het noordoosten van Duitsland zijn veel sporen uit de Bronzen- en oud-Slavische tijd. Ik heb daar drie zomers duizenden scherven opgegraven, ik vond het schitterend. Toen ik terugkwam uit Japan, moest ik nog afstuderen, alleen het probleem was dat na terugkomst mijn studie door de vereniging van Duitsland niet meer bestond. Dat was een pittige verrassing. Ik klopte aan bij de Vrije Universiteit in voormalig West-Berlijn, waar ze twee jaar van mijn studie erkenden. Dat betekende dat ik nog twee jaar moest studeren, met twee bijvakken. Ik koos archeologie en antropologie. Na mijn studie heb ik deelgenomen aan meerdere archeologische onderwateropgravingen in Marseille, op Corsica, in Israël en in Japan. Keramiek is me altijd blijven fascineren. Ik had tijdens mijn eerste Japan-reizen niet veel geld, maar wat ik had, besteedde ik daaraan. De kommen en kopjes die ik toen kocht, heb ik nog steeds in de kast staan.

In Nederland zochten ze aan de universiteit in Nijmegen iemand met mijn profiel. Ik ben daar gepromoveerd, heb aan verschillende universiteiten gedoceerd en onderzoek gedaan en daarna de overstap naar de nationale politie gemaakt. Maar keramiek en Japan bleven trekken, vandaar dat ik me inmiddels volledig richt op keramiek, waarvan de vormgeving en glazuren door Japan zijn geïnspireerd.’

Heb je niet stiekem overwogen om in Japan te gaan wonen?

‘Vaak! Ik heb het direct na mijn studie voor het eerst overwogen. Maar ik had geen rooie cent, en wilde promoveren. Dat was daar nog lastiger geweest. Ik heb daarna wel vaak gedacht om te verhuizen, maar mijn man had zijn werk en familie hier, en ik in Duitsland. Het kwam er niet van. Er was geen pushfactor om hier weg te gaan, en daar geen pullfactor in de vorm van een kans die het waard was alles hier achter te laten. Ik heb wel gekeken naar vacatures, maar die waren het niet waard om voor naar Japan te vertrekken. Op een gegeven moment was het goed zo. Ik ben hier blij, geniet van mijn liefde voor Japan. Als ik knorrig word omdat ik te weinig Japan heb gehad, reis ik er – onder normale omstandigheden natuurlijk – heen. Dan heb ik weer een paar weken dat ik me volledig kan uitleven, en dan is het ook fijn om hier weer terug te keren. Juist de afwisseling is erg prettig.’

 

Ik snap het volledig

‘Want op deze manier kunnen we van de leuke kanten van Japan genieten. We hoeven niet in veel te kleine huisjes te wonen voor heel veel geld, hoeven ons niet kapot te werken. Daar je boterham verdienen, lijkt me vreselijk moeilijk. En bovendien worden we niet voortdurend gevraagd of we wel met stokjes kunnen eten, krijgen niet voortdurend te horen dat we goed Japans spreken (maar niet heus). Beide situaties zijn ongetwijfeld zeer herkenbaar voor wie langere tijd in Japan doorbracht. Er écht bij horen, is lastig.’

En waarom heb je, ten slotte, besloten om dit allemaal vast te leggen in een boek?

‘Het is eigenlijk een uit de hand gelopen hobbyproject. Ik heb tijdens mijn fietsreis elke avond opgeschreven wat ik heb meegemaakt, wie ik heb gesproken. Een aantal jaar later vond ik het zonde om dat zo weggemoffeld te hebben in de kast. Ik besloot om er een verhaal van te maken, eerst voor mezelf, pas later bedacht ik dat het ook interessant voor anderen zou kunnen zijn. Dat gaf me het excuus om in bepaalde onderwerpen te duiken, zoals de Japanse invasie van Korea. Zo heb ik stukje voor stukje bepaalde onderwerpen uitgewerkt en uitgediept. Het werd meer en meer, ik besefte totaal niet dat het uit de hand liep. Uitgevers die ik sprak vroegen, volledig terecht, of het niet ietsje dunner mocht. Daarom heb ik herschreven en geschrapt, en vond ik de rode draad: de sporen van de oude reizigers in Japan. Ik ben heel benieuwd wat lezers ervan vinden!’

Wil je een exemplaar van Terug naar Japan winnen?
Anne droomt graag van pottenbakkersdorp Mashiko. Wat is jouw favoriete plek in Japan? Of als je nog niet geweest bent – waar zou je als eerste heen gaan? En waarom? Het meest bijzondere antwoord mogen we belonen met een exemplaar!

 

 

Interview Weekblad Regio Oss: 'Japan het meest interessante land van de wereld'

 DEURSEN-DENNENBURG | Op de vraag waar ze na de coronacrisis op vakantie wil, hoeft Anne Sey geen seconde na te denken. De inwoonster van Deursen-Dennenburg is afgestudeerd japanoloog en inmiddels al ruim twintig keer in Japan geweest. Ze heeft onlangs het boek ‘Terug naar Japan. Verslag van een ontdekkingsreis’ uitgebracht. Het resultaat van een bijna duizend kilometer lange fietstocht door het ‘land van de rijzende zon’.

Haar liefde voor Japan ontstond toen Anne een jong meisje was. Ze droomde altijd al om naar een plek te gaan zo ver mogelijk van Duitsland, het land waar ze opgroeide. Op haar 14e kreeg ze een boek met daarin een compilatie van enkele reisverhalen in Japan. Het speelde zich af in de 18e/19e eeuw en beschrijft de avonturen van drie geneeskundige dan wel natuurvorsers, die als een van de  eerste westerlingen in Japan aan land kwamen. In het boek staat hoe moeilijk het was om toegang te krijgen in een vrij gesloten land met een compleet andere taal. Het leek bijna onmogelijk om daar meer te weten te komen over het dagelijkse leven van de Japanners en hun cultuur en geschiedenis, maar door er heel veel moeite in te stoppen, is het ze wel gelukt. “Ik was op slag verliefd op Japan. Na het lezen van het boek ben ik me verder gaan verdiepen in het land, zowel in de cultuur en de economie. De daaropvolgende jaren ben ik regelmatig naar Japan afgereisd. Voor mijn afstudeeronderzoek bijvoorbeeld, maar ook voor mijn promotieonderzoek en vele keren als vakantie.”

Japanse ambachten
Ondanks dat ze al zeker twintig keer in Japan is geweest, verveelt het haar nooit. “Het is een feest van herkenning in het meest interessante land van de wereld. Van mooie tempels, klassieke tuinen, musea tot oude woonwijken, er is zoveel moois te zien. En niet te vergeten de Japanse ambachten, fantastisch wat ze met hun handen kunnen maken”, zegt Sey, die in het dagelijks leven keramist is en werk maakt geïnspireerd door Japanse vormgeving. “Maar ik ontdek ook telkens nieuwe dingen. Japan is zich gigantisch aan het ontwikkelen. Je ziet ook heel veel subculturen. Het is een land van gekke tegenstellingen. Op het dak van het enorme station met verdiepingen aan winkels zie je bovenop een religieus gebouw. Het oude en nieuwe worden op een leuke manier met elkaar verbonden.” Tussen de Japanse en Nederlandse cultuur zijn uiteraard ook verschillen. “In feite zijn we allemaal hetzelfde soort mensen. Maar als ik kijk naar de sociale omgang, dan zijn de Japanners heel erg zorgvuldig. En een ander voorbeeld: in hoofdstad Tokio zijn er ongelofelijk drukke stations. Maar iedereen wacht daar netjes op z’n beurt.”

Reisverhaal
Het boek wat haar de liefde voor Japan opleverde, stond centraal tijdens haar fietstocht die begon bij een zuidelijk gelegen eiland. Sey ging op zoek naar de eerste ontdekkingen door westerlingen. Ze sloeg haar tent op in een tempel, logeerde in een kerk, sliep achter een grafheuvel, kwam terecht in een nuffig huwelijkspaleis, werd uitgezwaaid door ontelbare inktvissen, sloeg op de grote bronzen bel van een kasteel en ervaarde de oneindige pijn van de boeddhistische hel en de levensverlengende krachten van bronwater. “Het was een avontuurlijke reis door het Japan van nu, dat eigenlijk niet zoveel anders is dan het oude.” Het reisverhaal is te koop bij alle boekwinkels.

Leeservaring op Blog BerentschotTekst: 'De schoonheid in het kleine, in onverwachte momenten'

  link: 20 februari 2021

Schitterende boekbespreking door Ineke Berentschot. Zo begint haar verhaal:

‘Een mens heeft rolmodellen nodig. Een vrouw heeft rolmodellen nodig, een man heeft rolmodellen nodig. Het rolmodel van iemand die doet wat zij echt belangrijk vindt. In het geval van Anne Sey: een ticket kopen naar Fukuoka, ook een ticket voor de fiets kopen als tie niet gratis mee kan, je spullen in je fietstassen pakken te weten: slaapzak, tentje, radiootje, fietsbroek, regenjas van duur merk, regenbroek van de Hema, sandalen, paar kleren, notietieboekjes, pennen, fototoestelletje. Geen: mobiel, geen I-pad. Nee, die laat je juist thuis want je wilt niet steeds op zoek hoeven naar een plek voor Wifi. Okay, en dan ga je. In Fukuoka pak je je fiets uit de doos, gespt de tassen vast en fietst de stad in. Waar vind ik een goede fietskaart van dit eiland? Nergens. Dan koopt Anne maar een zware turf van een autogids, kan er nog wel bij in de fietstas. Verderop in het boek lezen we hoe ze de bladzijden-van-de-dag uit de gids scheurt en op haar stuurtasje vastmaakt. Oftewel: fiets mee met Anne over Kyushu.’

Klikt op de link boven voor de gehele blog.

 

Recensie Perry Pierik uitgeverij Aspekt: 'Een mooi en inspirerend boek'

link: 18 februari 2021

 

Japan, wabi sabi en de verzoening met het imperfecte

Wat is er Nederlandser dan fietsen? Anne Sey combineert deze heerlijke Nederlandse eigenschap met het wonderlijk schone Japan. Daarmee zet ze een oude traditie voort van wederzijdse fascinatie. Want Nederland was een van de eerste landen dat toegang kreeg tot het mysterieuze eilandenrijk. Het was in 1600 dat het schip ‘Liefde’  de ankers uitwierp voor het eilandje Kuroshima. Een ook vandaag de dag nog is de Nederlandse handelspost in Nagasaki, dat we eigenlijk alleen van het bombardement uit 1945 kennen, in Japan een begrip. Dat is mooi om te zien, en Anne Sey introduceert deze pareltjes aan ons. Op een bijna 1000 kilometer lange fietstocht worden de geheimen van Japan langzaam voor ons blootgelegd.  De fascinatie is van alle tijden. Kapitein van Assendelft de Coningh beschreef zijn voorliefde voor de schoonheid van het land al in oude teksten.

                Japan wordt nu opnieuw ontdekt. Eens anders dan als industriële gigant of land dat we kennen uit de oorlog. Het is dan ook letterlijk een ontdekkingsreis, en met literaire kwaliteit. De auteur studeerde dan ook niet voor niets Japankunde aan de Tokai universiteit in Japan, en was vervolgens veelvuldig in het land. Dit boek is een enorme stimulans voor ieder die nog eens kennis wil maken met deze even wonderlijke als verrassende wereld, waar kunsten als kalligrafie, bloemschikken en poëzie hand in hand gaan met een bewonderenswaardige industriële kracht.

                Hoe is dat alles te combineren? De auteur ontdekt het achter een grafheuvel waar zij de nacht door brengt, en kennismaakt met het zogenaamde wabi sabi, de verzoening met het imperfecte. Dat is iets waar we in het Westen veel van kunnen leren. Het idee van de maakbare werkelijkheid heeft immers enorme schade aangericht in de wereld, en soms is het beter je te schikken naar natuur, biologie en het lot. Terug naar Japan, zoals het reisverslag getiteld is, is daarom ook naast een bron van inspiratie een leerrijk boek over hoe de vraagstukken van het  leven ook gezien kunnen worden. Tijd wordt een relatief begrip, fietsende langs de kust van de Amakusa’s eilanden met z’n mosseledelstenen.  Gastvrijheid voelt als een warm bad.

                Een mooi en inspirerend boek voor fiets- en reisliefhebbers , maar ook voor mensen met een historische belangstelling. Japan is onderdeel van het Westen en toch ergens een verre neef. Anne Sey is er in geslaagd deze verre horizon onder handbereik te brengen.

 

 

Nieuwsbericht op Haiku.nl: 'Boeiend reisboek'

 Reizen in coronatijd is moeilijk. Gelukkig zijn er boeiende reisboeken om bij weg te kunnen dromen. Altijd al naar Japan gewild? Lees dan het boek ‘Terug naar Japan’ van Anne Sey. Ze is japanoloog en vele malen in Japan geweest. In dit boek neemt ze je mee op haar ontdekkingsreis. Op zoek naar het oude Japan, toen daar de eerste westerlingen aan wal stapten.

Recensie op Hebban: 'Een perfect boek nu reizen even niet mogelijk is'

 link: 22 maart 2021

 Het meest interessante land ter wereld? Dat kan alleen maar Japan zijn, zo vindt japanoloog en keramist Anne Sey. Al op vroege leeftijd raakte ze in de ban van Japan dankzij verhalen van de eerste westerse ontdekkingsreizigers die met hun grote, machtige schepen in het land van de rijzende zon aanmeerden. Sey studeerde later Japankunde in Berlijn en Tokyo en is sindsdien al heel vaak in Japan geweest. Toch blijft ze last houden van fernweh, het tegenovergestelde van heimwee, naar Japan. In Terug naar Japan neemt Sey de lezer mee op een vier weken lange ontdekkingstocht door haar geliefde Japan.

Als gaijin (buitenstaander, alien, maar ook: buitenlander) trek je over het algemeen vrij snel de aandacht van de Japanse bevolking. Als je dan ook nog eens per fiets het land verkent, zet je jezelf wel in een erg grote spotlight. Sey deert dit niet, want zij wil zo dicht mogelijk in de buurt komen van haar jeugdheld Phillip Franz von Siebold en zijn mede-ontdekkingsreizigers waaronder Marco Polo en Overmeer Fisscher. Als je Japan niet via de gebaande paden wilt verkennen, is de fiets een prima optie. Uitgekiende fietspaden zijn in Japan niet te vinden, net zoals de vroege ontdekkingsreizigers destijds niet wisten wat ze op dit verre eilandenrijk aantroffen. In Terug naar Japan start Sey in de stad Fukuoka op het eiland Kyushu. Van daaruit manoeuvreert zij haar fiets richting Nagasaki om daarna in Kumamoto te belanden en weer terug te keren in Fukuoka.

Zo mooi rond als haar tocht lijkt, zo slingerend zijn de wegen die Sey in werkelijkheid befietst (en wat het bijgevoegde landkaartje achterin het boek laat zien). Met de lezer praktisch achterop de bagagedrager, rijdt Sey van metropolen naar kleinere steden, trotseert ze hevige regenbuien, geniet ze van de prachtige natuur, wabi sabi en de Japanse delicatessen, slaapt ze in een tent, bezoekt ze mystieke schrijnen en proeft ze de sfeer van het oude Japan in bijzondere musea. Sey onderbreekt haar tocht met korte gesprekjes die zij voert met de lokale bevolking; van de aardige hoteleigenaar tot de toevallige voorbijganger die zijn hond uitlaat of vol bewondering haar fiets bekijkt. Ze geven de lezer een beeld van het dagelijks leven in Japan waardoor er ook ruimte is voor de minder fijne dingen. Zoals het eromheen praten, het niet to the point durven zijn dat zo in de Japanse cultuur is ingesleten. Of de enkele, onfatsoenlijke burger die zij tijdens haar reis tegenkomt. Niet iedereen is natuurlijk even zen, ook niet in Japan.

Sey laat in Terug naar Japan een minder bekend stukje Japan aan bod komen. Dit geeft een verfrissende kijk op het land. Citaten uit oude reisverhalen van de eerste ontdekkingsreizigers worden door het boek heen ingepast en verbinden zo het huidige Japan met het exotische Japan van honderden jaren geleden. Hierdoor leert zelfs de doorgewinterde japanofiel ongetwijfeld iets nieuws. Tientallen vakantiefoto’s sieren de pagina’s die de sfeer extra benadrukken. Sey beschikt over een observerend oog voor de dingen die om haar heen gebeuren, het voordeel van alleen reizen. Haar scherpe observaties zijn veelal doorspekt met humor en herkenning (wat is er nou zo leuk aan Japan?!). Dit alles maakt van Terug naar Japan een vlotte, beeldende, maar bovenal luchtige leeservaring. Zo tegen het einde daagt bij de lezer, net als op een echte reis, het gevoel dat het tijd is om naar huis terug te keren. Gelukkig is dat bij Sey net zo: “Inmiddels ben ik op de ‘ik wil naar huis!-modus’ overgeschakeld.” (p.278). Terug naar Japan is een aanrader voor iedere Japan liefhebber, maar ook als je je wanderlust (tijdelijk) wilt stillen, brengt dit boek je vol overtuiging duizenden kilometers oostwaarts.

 

Recensie op The New Royalty World (ook op Bol.com en Hebban): 'Zeker een aanrader'

link: 17 maart 2021

Japan wat weten we er van? Eigenlijk niet veel, buiten de minder fraaie verhalen. Hoe leuk is het dan dat er een boek verschijnt “Terug naar Japan”, waarin we met Japandeskundige Anne Sey op ontdekkingsreis gaan. Anne op de fiets, wij al lezend. Een boek dat ons een hele andere kant van het land laat zien. Persoonlijk reikte mijn kennis over Japan niet verder dan de eerder genoemde minder fraaie geschiedenis, de prachtige kersenbloesems en de Keizerlijke familie.

In dit boek neemt Anne ons al fietsend en verschillende weersomstandigheden trotserend mee op reis en laat ons kennis maken met een onbekend Japan. En wat blijkt? Japan heeft een prachtige schoonheid aan natuur, kloosters, kerken, cultuur en veel regen, ja dat ook. Maar die regen liet Anne niet tegenhouden om al het moois van Japan te ontdekken. Daarnaast leert Anne ons wat de Japanse geschiedenis en ook de band met de Nederlanders door de eeuwen heen. Dat zijn zaken die je niet op school leert, dus dat was interessant en leerzaam. Bijzonder leuk is ook dat je als lezer je eerst woordjes Japans kunt leren.

Het boek leest vlot, dat komt door de vlotte manier van schrijven. Een schrijfstijl die beeldend is, je beleeft haar avontuur van dichtbij mee. Zo leer je dat over het algemeen de Japanse bevolking vriendelijk, behulpzaam en gastvrij zijn. Anne Sey is japanoloog en vele malen in Japan geweest. In dit boek neemt ze je mee op haar ontdekkingsreis. Dat is ook aardig gelukt. Als lezer krijg je een beeld van het onbekende Japan. Met recht een ontdekkingsreis.

Samengevat : Wil je meer weten over Japan en dan met name het onbekende? Dan is “Terug naar Japan” zeker een aanrader. Het leert ons Japans, geschiedenis, cultuur en laat ons de mooiste plekken wat betreft natuur zien. Het is dus leerzaam, soms humoristisch en ontroerend te gelijk.

 

Aankondiging door Jaccu.nl: 'Fascinating reading'

 Are you too missing Japan so much? Or do you have a lifelong dream of going to Japan? Happily there are exiting travel stories to dream away with, such as the new book ‘Terug naar Japan’ by Anne Sey. She has been to Japan countless ties, for her Japan studies, her PhD, for pleasure. In this book she invites you on her extraordinary, humorous voyage  of discovery. In search of the old Japan, when the first westerners stepped there ashore. The book (in Dutch) can be purchased in all (online) bookshops.

 

Recensie op Humanistisch Verbond België: 'Spijt dat ik dit werk niet eerder onder ogen kreeg, vooraleer ik er zelf naartoe ging'

 link: 6 april 2021

 

Anne Sey, japanologe met Oost-Duitse roots, studeerde in Berlijn en aan de Tõkai-Universiteit in Japan vindt ze dat ze hopeloos te laat is. De eerste ontdekkingen van dit raadselachtig land meer dan vier eeuwen geleden door onder andere Nederlandse zeevaarders wil ze alsnog overdoen op haar bijna duizend kilometer lange fietstocht.

Ze laat zich doorheen dit boek dan ook voortdurend vergezellen door de teksten van die illustere voorgangers. Geneesheer Siebold (1796-1866), scribus Overmeer Fisscher (1800-1848), geneesheer Kaempfer (1651-1716), opperhoofd Diodatti (1658-1723), opperhoofd Meijlan (1785-1831), kapitein van Assendelft de Coningh (1831-1890) en zelfs enkele Hollandse boeven geven voortdurend uit het verleden commentaar op dit land en zijn bewoners. Het lieflijke oud-Hollands in hun teksten brengt je verbazend dicht bij deze pioniers en avonturiers, maar tegelijk ook verrassend heel dicht bij het Japan van nu.

‘Dejima! Wat zou Nagasaki zijn zonder Dejima, de Nederlandse handelspost? Wat zeg ik, wie zou ik zijn?  Zodra ik het bordje ‘Dejima’ zie, hou ik het bijna niet meer droog. Zonder Dejima was ik waarschijnlijk nooit in Japan terechtgekomen. Nichi nichi kore kõjitsu.’

Ik was in 2017 in het gezelschap van echtgenote, dochter en een vrouwelijke collega weinig avontuurlijk op reis in het land van de rijzende zon en titelde mijn reisverslag: ‘Japan, 2 steden of 1 man met 3 vrouwen.’ Inderdaad, ik bezocht enkel de steden Tokyo en Kyoto en dat voelt na het lezen van dit boek aan als een groot gemis. Na Terug naar Japan weet ik nu: daar is vooral op het platteland veel meer te weten en te beleven.  Ooit zelf nog eens teruggaan naar Japan?

_Een reisverhaal: ‘wabi sabi’ (verzoening met imperfectie)

Het boek leest als een zeer goed gedocumenteerd ‘on the road’ reisverhaal. Niet alleen wat er in haar overvolle fietstassen steekt, maar vooral haar voorkennis van dit land is voor Sey uitstekende bagage om Japan ‘of the road’ te beschrijven. De schrijfster heeft voortdurend oog voor de omgeving, de natuur, maar vooral ook voor de toevallige ontmoetingen.

Ze getuigt van een grote liefde en zelfs passie voor dit land, maar gaat ook de scherpe kantjes niet uit de weg.  Een norse wandelaar, voyeur met hond, een boos gezicht ,een vieze stinkende dakloze, …: het hoort er allemaal bij op deze trip. Dikwijls wordt ze ook wandelen of ‘fietsen’ gestuurd door een misnoegde logement-uitbater. Er is geen plaats! Anne Sey laat zich niet ontmoedigen. Ze beschrijft evenzeer de groepjes lieve oudjes op uitstap, of de vriendelijke tempelsuppoost en de hospita die haar tot barstens toe lekkere hapjes voorschotelt. Weigeren is geen optie in deze cultuur van respect en wellevendheid.

Nogmaals, de in het oud-Hollands aangehaalde teksten van eeuwen geleden sluiten perfect aan bij de huidige ervaringen van de schrijfster, die rondtoert ergens verloren in het landschap op weg naar het volgende dorp in dit fascinerende land.

Spijt dat ik dit werk niet eerder onder ogen kreeg, vooraleer ik er zélf naartoe ging.

‘Schreif my dog of er geen mogelykeid si verlof te kunnen verwerven, om op myn eige kosten in Japan te koomen, om alle plaatsen te gaan besigtigen, waar iets weetenswaardigs is , en volstrekt vrij en onopgesloote te leeven, ik heb zo veel agting voor dat Land, en ik herinner my dikwijls met zo veel aandoening, de geodheeden van veelen aldaar genooten dat ik met veragting van de zee gevaaren nog eenmal wenschte te rug te keeren.’

(opperhoofd Titsingh, 1745-1812, Nederlands chirurg, geleerde, koopvaardij-handelaar en ambassadeur.)

 

Recensie op BrabantCultureel.nl: 'Onderhoudend en informatief''

link: 17 april 2021

Anne Sey biedt met een fietsreisboek een inkijkje in niet-toeristisch Japan

Van Oost-Berlijn via Nederland naar Japan. Alsof dat al niet genoeg avontuur is, doet Anne Sey het fietsend. Een rondreis over het eiland Kyushu met de kennis van de Japanoloog die zij is, met liefde voor het land en de mensen, maar ook met een kritische blik. Het resulterende boek is onderhoudend en informatief en is ook voor toerfietsers herkenbaar.

Anne Sey groeide op in Oost-Berlijn en besloot al als kind dat zij Japans wilde leren en alles over Japan wilde weten, een land dat toen voor haar volstrekt onbereikbaar was. Met een flinke portie doorzettingsvermogen en het nodige geluk slaagde zij erin aan de universiteit in Oost-Berlijn Japankunde te kunnen studeren. Niet vanzelfsprekend, want de studiekeuze was in het Oostblok niet iets waarin de student veel vrijheid genoot. Precies op het goede moment ‘viel’ de muur en werd het voor Sey mogelijk om haar studie af te ronden met een jaar aan een universiteit in Japan. Zij werd Japanoloog, maar was en is al veel langer Japanofiel en bij vlagen zelfs Japanomaan.

Ontdekkingsreis

De liefde bracht Anne Sey naar Nederland en na verschillende functies en banen maakt zij nu keramiek, geïnspireerd door de verfijnde Japanse voorbeelden. Dat doet zij sinds 2020 in haar eigen atelier in Deursen-Dennenburg (gemeente Oss). Sinds ze haar studies afrondde, bezocht zij Japan meerdere keren, altijd met in haar achterhoofd de verhalen van westerlingen die haar voorgingen op ontdekkingsreis. Japan mag dan lang een gesloten bolwerk zijn geweest, maar al in de zestiende eeuw kwamen er Portugese, Spaanse en Engelse zeelieden aan land die verslag deden van wat zij daar zagen en meemaakten. In 1600 kwamen de eerste Nederlanders en die kregen al snel het alleenrecht om als westerlingen een handelspost te hebben – onder bijzonder strikte voorwaarden.

Die handelspost, het kleine kunstmatige eilandje Dejima in de haven van Nagasaki, was van 1641 tot 1859 het enige contactpunt tussen Japan en de Westerse wereld. Daarna waren er weer anderen, Amerikanen, Britten, Duitsers, die Japan bezochten, er soms ook langere tijd woonden en erover schreven. In de Dejima-periode bestudeerden Japanners de grote buitenwereld via het Nederlands en de Nederlanders en omgekeerd waren er in de handelsnederzetting geleerden die meer deden dan handel drijven. De beroemdste is Philipp Franz von Siebold (1796-1866) – inderdaad, een Duitser, in Nederlandse dienst – die van 1823 tot in 1830 als arts op Dejima verbleef. Von Siebold bracht een enorme verzameling bijeen: flora, fauna en gebruiksvoorwerpen, eigenlijk alles wat los en vast zat. Grote delen daarvan bevinden zich nu in Leidse musea. Von Siebold is overduidelijk een van de helden van Anne Sey.

Niveaus

En nu is er een reisboek van Sey, een verslag van een lange fietstocht over Kyushu, het zuidelijke eiland waarop ook Nagasaki ligt. En dat reisboek is doorspekt met citaten uit en verwijzingen naar verslagen van eerdere reizigers, tot en met Louis Couperus en Cees Nooteboom. Het boek laat zich daardoor op tal van niveaus lezen. Het is het verslag van een nogal verregende fietsvakantie, geeft een inkijk in de idolatrie die Sey duidelijk voor Japan heeft – al is zij niet te beroerd om ook minpunten aan te kaarten en kritisch te zijn – en laat ons meekijken door de ogen van die vroegere reizigers. Die lijnen zijn in elkaar gevlochten tot een vlot leesbaar en vanzelfsprekend verhaal. Nergens wordt het belerend en nergens is de liefde voor Japan zo overheersend dat het ergerlijk wordt. Het boek is met humor gemaakt.

Het grote voordeel is natuurlijk dat Sey Japans spreekt en al veel van het land weet. Dat opent deuren en geeft haar ook de mogelijkheid om te relativeren waar een doorsnee toerist dat niet zou kunnen. Zo bezoekt zij tweemaal een indrukwekkend kasteel dat nieuw blijkt te zijn. Betonnen reconstructies van oude kastelen die er al lang niet meer waren toen de nieuwbouw kwam, maar die op het eerste gezicht ‘echt’ uitzien. Zij kan ook goed omgaan met het aapjes-kijken dat nog verbazingwekkend vaak voorkomt. Voor veel van de mensen die zij ontmoet is zij de eerste of een van de eerste westerlingen die zij ontmoeten, en dan ook nog eens een die Japans blijk te spreken!

Herkenbaar

Persoonlijk vond ik dit om alle genoemde redenen een leuk en herkenbaar boek. Ook ik bedacht op de middelbare school dat ik Japans wilde gaan studeren. Gelukkig – voor mij – realiseerde ik mij op tijd dat een studie van vijf of zes jaar gewijd aan één taal voor mij niet was weggelegd en uiteindelijk viel de keuze op geschiedenis. Maar wel met een blijvende interesse in Oost-Azië en in taal en taalkunde. Die fascinatie herken ik dus en ook ik las veel vertaalde Japanse literatuur en boeken over de geschiedenis en cultuur van het land, al verschoof de liefde gaandeweg naar China en Centraal-Azië. En ik maakte ook lange fietsvakanties – vooral op de Britse Eilanden, dus minder exotisch – en herken de ervaringen van omgaan met druk verkeer, het weer, het zoeken naar een kampeerplek of andere slaapplaats en alle contacten onderweg. Net als Sey fietste ik meestal alleen.

Voor iemand die opgroeide in een totaal agnostische omgeving valt op dat Sey niet alleen regelmatig aanlegt bij tempels en schrijnen – dat zou elke toerist doen – maar ook bij kerken. Met de eerste Europese bezoekers deed in de zestiende eeuw ook het christendom zijn intrede in Japan, te beginnen op Kyushu en met behoorlijk succes. Begin zeventiende eeuw werd het christendom echter verboden, wat gepaard ging met de meest gruwelijke vervolgingen, en ging de kerk ondergronds. Sey gaat hier niet in detail op in, maar verwijst ernaar waar het tijdens haar reis te pas komt en geeft stukjes en beetjes informatie. Mij viel daarbij op dat zij de schrijver Shūsaku Endō (1923-1996) niet noemt. Zijn historische roman Chinmoku (Stilte), verschenen in 1966, geeft een indrukwekkend beeld van de ondergrondse en vervolgde kerk in het Japan van de zeventiende eeuw. Van het boek verscheen in 1987 een Nederlandse vertaling en het inspireerde Scorcese tot zijn in 2016 uitgebrachte film Silence.

Behalve dat Sey het Japans meester werd, laat Terug naar Japan. Verslag van een ontdekkingsreis ook zien dat zij zich het Nederlands goed eigen heeft gemaakt. Af en toe duikt er nog een germanisme of een al te letterlijk uit het Duits vertaalde frase op, maar wie de herkomst van de auteur niet kent, zou dat misschien niet eens merken. De vele foto’s in het boek (allemaal zwart-wit) zijn eigen foto’s die tijdens de fietsreis zijn gemaakt. Aardig daarbij is dat de onderschriften nooit vertellen wat er op de foto staat. Dat zijn allemaal citaten uit teksten van vroegere bezoekers aan Japan die het sentiment van Sey weergeven. Ze is uiteindelijk niet alleen terug in Japan, maar wil ook terug naar het oude, traditionele Japan dat deze mensen hebben gekend. Anne Sey lijdt aan ‘Fernweh’, zowel in ruimte als in tijd.

 

Interview lokale omroep radio Zaanstreek

Gesprek over het waarom van een liefde voor zo’n ver land, over gemakkelijk reizen in Japan, over het Japan van nu en toen….

 

Interview op Japanfans_nl

 3 juli 2021

 Op https://japanfans.nl/interview-met-anne-sey/ vind je een interview over hoe ooit een boek over Japan mijn leven veranderde, over mijn Japans lievelingswoord よちよち, over Japanse keramiek, over mijn recent verschenen boek ‘Terug naar Japan’.

 

Reactie op Roppongi.nl: 'Ik heb genoten van haar bijzondere belevenissen'

link: 20 mei 2021

Ik moet nog een recensie schrijven, maar deze staat inmiddels al in de shop. Dat zegt genoeg denk ik!⁠

Anne Sey neemt ons mee terug naar Japan, Kyūshū om precies te zijn. En als je me een beetje kent weet je dat ik daar alleen al heel erg blij van word! Ze maakte een mooie fietsreis van héél veel kilometers en ik kan je vertellen: over wegen in Japan is dat een huzarenstuk.⁠

Ik heb genoten van haar bijzondere belevenissen en ontmoetingen onderweg. Maar ook van de geschiedenislessen, door de ogen van de westerlingen die het land zo’n 400 jaar geleden bezochten.⁠

 

Podcast op Fietskriebels: 'Luister naar Anne en treed terug in de tijd, maar ontmoet ook het moderne Japan'

Over reizen in het Japan van nu en terug in de tijd, over eenkennige en uiteindelijk hartverwarmend lieve hoteliers, over bidons die voor elektronische hoogstandjes worden aangezien, over nachtelijk bezoek van een monnik in pyjama, over prachtige vergezichten, over helse ritten op snelwegen en op de stoep… Terug in Japan! Beluister mijn podcast…

Presentatie voor de RotaryClub Schaijk - Land van Ravenstein.

 9 november 2021

Erg inspirerende boekenlezing geweest over ‘Terug naar Japan’ op uitnodiging van de Rotary Schaijk – Land van Ravenstein. Een van de vele leuke vragen staat me bij over wat ik zo bijzonder in het contact met Japanners vind. Ik vertelde over ‘de lucht lezen’ – een vorm van non-verbale communicatie: elkaar zwijgend, tussen de woorden door verstaan. Ragfijn aanvoelen wat iemand denkt en daarop subtiel met enkel lichaamstaal reageren. Hele gesprekken kun je zo voeren. Wat bijzonder.

 

Podcast op NPO1/ BNNVARA over Japan

14 november 2021

Pssst… dit katje is aan het slapen en wil niet worden gewekt. Ondanks de drukte in de stadstrein van Tokyo – de Yamanoto-sen – zie je daar ook bijna iedereen slapen. Tenminste, diegenen die een zitplekje konden bemachtigen. En vlak voor het binnenrijden klinkt er een melodietje, elk van de 28 haltes heeft een eigen melodietje, en dan weet je wanneer je je als een donder naar de deur moet spoeden.
Op de podcast van NPO1/ BNNVARA vertel ik voor het programma Sinans Atlas over Japan, over zijn prachtige ambachten, over zingende stoplichten bij zebrapaden, over stempelcultuur in het land van de computers, over genieten van de kleine dingen van het leven…

 

 

Presentatie voor de RotaryClub Lochem

Een erg leuke boekpresentatie bij de RotaryClub Lochem. Een mooiere terugkoppeling is er niet: 

“Beste Anne, 
Nog eens dank voor je presentatie van gisteren. 
Een intrigerend, intelligent, zeer gepassioneerd verhaal om naar te luisteren. De reacties in de borrel na jouw vertrek waren ook nog zo leuk! Sommige leden vonden het ook jammer dat hun partner er niet bij was 🙂
Hartelijke groet uit de Achterhoek.”

Wil je al vast een voorproefje van mijn boek lezen?

Klik dan op onderstaand logo en lees een uittreksel van mijn boek

ATELIER

Hoogstraat 48

5352 LC Deursen-Dennenburg

The Netherlands

+31 (6) 18 90 65 93

info@annesey.nl

 

Open op woensdag van 19.00 -20.00 uur en op afspraak